Je schrijft:
- De man, die een lot wint.
- Het huis, dat hij uitkiest.
- Het eerste, wat hij uitgeeft.
- Alles, wat hij wil kopen.
- Er blijft maar weinig over, wat hij eerst voor ogen had.
Maar waarom? Waarom verwijs je de ene keer naar andere woorden met 'die', dan weer met 'dat' en ook nog met 'wat'? De regels erachter zijn best eenvoudig. Je leest ze hieronder.
Die
Als het verwijst naar een zelfstandig naamwoord met 'de'. De man, bomen, computer, een lasso. Dit gaat eigenlijk altijd automatisch goed.
Dat
Als het verwijst naar een zelfstandig naamwoord met 'het'. Het huis, bloemetje, toetsenbord, een paard.
Wat
Als het niet verwijst naar een zelfstandig naamwoord. Maar naar iets anders:
- het eerste, het beste, het raarste, het mooiste, het grootste, ... (dit is de overtreffende trap);
- alles, iets, niets, ooit, ergens, ... (dit zijn onbepaalde woorden);
- zinnen of delen van zinnen.
Het advies: Vergeet de opsomming die je hierboven las. De drie kenmerken van 'wat' hoef je niet te kennen. Want ... verwijs je niet naar een zelfstandig naamwoord? Dan is het altijd 'wat'!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten